zondag: 12.30 tot 17.30 uur
vrije toegang
Catherine Loodts is geboren te Moeskroen op 17 oktober 1954.
Ze kreeg in de jaren ‘70 haar artistieke opleiding aan de Académie des beaux Arts te Namen.
Van opleiding is ze verpleegkundige maar na een goed gevuld professioneel en familiaal leven wijdt ze zich nu sinds enkele jaren exclusief aan de schilderkunst onder vorm van haar christelijke getuigenis.
Sinds lang zijn de kunstenaars immers diegenen die wereldwakker schudden. Catherine komt op tegen de waan van de dag die vooral lijkt neer te komen op consumentisme. Zij gaat daar radicaal tegenin en volgt deze ‘trend’ niet. Haar aanpak is dat ze “Ja” zegt tegen God en daar haar levenswerk aan wijdt.Catherine Loodts exposeerde haar werk de laatste jaren op volgende plaatsen:
- Abdij van Notre Dame te Orval (2008, 2009 en 2011)
- Sint-Jan de Doperkerk te Namen (2010)
- Sint-Michiels en Sint-Goedelekathedraal te Brussel (2011)
- Bibliotheek van het seminarie te Luik (2011)
We worden dagelijks geconfronteerd met schokkende beelden.
Sommige beelden beklijven en zijn als een embleem voor die bepaalde tijd. Het naakte meisje op de foto van Gaetan Pelletier voor Worldpress zal steeds het symbool blijven van de oorlog in Vietnam. En wat zal de vernietiging van de torens van het WTC op 11 september 2001 oproepen voor de rest van onze geschiedenis ? Een ander beeld, schrijnend, ergerend of troostend (naargelang de blik en het hart van de toeschouwer) gaat de wereld rond sinds 2000 jaar. Op ieder moment van de dag kijken miljoenen ernaar op.
Naar één figuur. En waarom?
In directe confrontatie ermee voelen weinigen zich onverschillig. Iedereen wordt ergens geraakt. Artiesten blijven er zich aan inspireren. Niemand kan immers buiten lijden en dood. Je kan ze proberen wegmoffelen, maar niet uitschakelen.
Je er bewust mee confronteren, vraagt wel reële moed. Catherine Loodts heeft die moed opgebracht. In de tien schilderijen van Corps de compassion (‘Lichaam van medelijden’) wordt de blik als het ware vernauwd, geconcentreerd, gefocust op één lichaam, of een deel ervan.
Niets anders, behalve hier en daar een houten balk. Geen enkele verstrooiing. Naast het beeld kijk je de nacht in. Een voltreffer. Maar wat gebeurt er als je durft kijken?
Je ziet het gevolg van een oneindig kwaad. Een niet te verbreken eenzaamheid. Geen voyeurisme, maar wel een pingpongeffect van het doek naar het eigen hart. Wie ben ik? Wat heb ik ermee te maken? De voorgestelde menselijke figuur is inderdaad microkosmos. De hele wereld is samengebald in een onttakelend lichaam. Of is het de weg naar een geboorte? Geen verrijzen zonder sterven. En sterven kan hard zijn, onrechtvaardig, maar ook uitboetend, of dragend, bevrijdend…
Je ziet het allemaal, zijdelings, of rechtstreeks op een wervelkolom die bijna kraakt onder het gewicht van de last. Je wordt zelf ontdaan van kleren die toch niets te verbergen hebben. Verdwijnend haar. Verkrampte handen die niets kunnen weerhouden, maar alleen ontvangen. De slagen van het leven in de handpalmen. Handen die geven tot alles gegeven is, tot alles volbracht is. En dit alles om op te staan, om de blik te ontmoeten die vraagt: als Ik terugkom, vind Ik dan nog het geloof op deze aarde? Want toch is er leven. Blauw als de lucht en de hemel. Als je maar durft. Het antwoord is al gegeven.
Maar… durf je? Wie is die figuur? Ik spreek zijn naam niet uit.
Je kunt hem beter zien en zijn naam inwendig mompelen, of luidop zeggen. Maar niemand doet het in jouw plaats. Hier is naakte Waarheid, ook over jezelf. Wie ben ik? We worden geholpen door een ander luik van de polyptiek: Au pied de la croix (‘Aan de voet van het kruis’). Wellicht is de confrontatie hier nog harder. Apocalyptisch. Meedogenloos. Grote armoede. Röntgenfoto’s. Spiegels. Velen bekruipt de bekoring zich af te keren, af te keuren. Want wat er zich onderhuids in ons afspeelt is zo moeilijk aanvaardbaar. Bedreiging? Eerder bevrijding. Want toch is er hoop, troost, nabijheid. Na de tranen komt er vrede. Een vorm van triomf. Maar ook hier moet je beginnen met zien, zonder te vluchten. Dit keer bedoel ik : niet vluchten voor jezelf. Dus blijven kijken en laten inwerken. Weliswaar in het licht van… want het licht is al gegeven, ook hier is het hemelsblauw.
Gemilderd kwaad: een getemd wild dier met dovend vuur in de ogen. De kracht van de tederheid. Dit is al een overwinning. Een blauwdruk voor de toekomst. Te vroeg voor het volle zonlicht.
Maar het komt. Na het tranendal.
In nederigheid. Lode Van Hecke, Abt van Orval